Een kiezelsteen racete over het water. Waar het wateroppervlakte raakte liet het kringelen achter die zich snel uitbreiden. De steen leek er een eeuwigheid over te doen. Eerst meters daarna honderden bleef het over het water scheren tot het plotseling met een 'kling' geluid ergens tegen op botste en naar de bodem van de oceaan verdween. Aan het kiezelstrand stond een jongeman, hij had een verrekijker rond zijn nek die hij nog enkele minuten geleden voor zijn ogen hield. Zijn andere vrije hand was naar voren uitgestoken, alsof het iets in de lucht wou grijpen. Even bleven zijn donkere groene ogen naar het water kijken, waar de kringelen van de steen verdwenen.
Akira zuchtte voordat hij zijn lichaam draaide en richting de pier liep. Enkele maanden waren voorbij gegaan sinds de ontdekking van zijn nieuwe kracht. In die tijd had hij zich verborgen gehouden, terug getrokken in zijn huis aan het meer. Niemand had hem gezocht, niemand had hem gevonden, hij werd met rust gelaten. De jongen had eerst een maand nodig gehad om te revalideren van een pijnlijke heup. Tijdens zijn laatste confrontatie had een kogel zijn heup doorboort. Na enkele weken had hij zijn kracht verfijnd en had deze gebruikt om de kogel uit te halen. Bij de herinneringen aan dat moment liep een koude rilling door zijn rug. De wonde was toen al dichtgegroeid en hij was er nog steeds van overtuigd dat spieren en dergelijke zich al rond de kogel hadden gewikkeld. Hij was flauwgevallen op dat moment, hoelang wist hij niet en wilde hij niet weten.
De jongen ging op een muurtje zitten. Het was vroeg in de avond, de nep zon ging nog enkele tientallen meters boven de horizon. Akira tuurde in de verte en herinnerde zich hoe zijn steen plots niet verder kon en naar de bodem was gezonken. Het was algemeen geweten dat de muur zich tot in de oceaan strekte. Het was algemeen geweten dat de muur een koepel vormde, diameter van zestien kilometer met de kerncentrale als middelpunt. En toch had hij ergens gehoopt dat zijn steen oneindig lang zou doorgaan tot zijn krachten er niet meer bij konden. Akira had vaak geoefend en wist dat zijn kracht zeer verfijnd was en ver kon reiken. En hij wist dat zijn kracht niet voorbij de muur kon. Niet dat hij weg wou, hij wou alleen weten wat erachter lag.
Hij strekte zijn arm voor zich uit en vormde een soort van klauw met zijn vingers, alsof hij iets vast hield. Vanbinnen voelde hij de kracht zich verstrekken, voelde hoe het luisterde wanneer hij het stuurde. Een rotsblok die op het strand lag zweefde enkele meters boven de grond uit. Akira voelde het gewicht, alsof hij een baksteen vasthield. Hij gooide het op en liet het met een enorme plons in het water vallen. Alsof hij een klein autootje in het water had gegooid. Geleidelijk aan merkte hij hoe zijn krachten toenamen. De toename nam geleidelijk aan af, maar toch...