Terwijl hij overeind kwam likte hij aan zijn lippen in een poging om deze wat te bevochtigen. Maar tevergeefs, zijn mond zelf was ook zo droog als wat. Hij slikte eens, een niet al te aangenaam gevoel in zijn keel, maar wat kon je eraan doen? Ze hadden nu eenmaal tekort aan bepaalde dingen, belangrijke dingen. Water, eten, het zou allemaal opgeraken. En wat moesten ze dan? Sterven van de honger? Hij vermoedde dat de kinderen hier eerst helemaal gek zouden worden. Misschien zouden ze aan kannibalisme gaan doen, dan was het iemand opeten of opgegeten worden. hij huiverde bij die gedachte. Maar toch kon het gebeuren, het overlevingsinstinct zou de bovenhand nemen. Hij vroeg zich af of hij ook gek zou worden, zou hij in zo’n situatie zichzelf ook helemaal verliezen en alles doen om te overleven? Zachtjes schudde hij zijn hoofd terwijl hij zijn benen over de rand van het bed sloeg en opstond. Hij moest niet aan dat soort dingen denken, dat zou hem alleen maar verontrusten. Hij leunde nog eventjes tegen de muur en knipperde met zijn ogen. Het draaide een beetje in zijn hoofd omdat hij nog wat slaapdronken was, maar na even knipperen en in zijn ogen wrijven stopte dat al snel. Hij griste een T-shirt en een spijkerbroek uit zijn kast en trok ze aan. even richtte hij zijn blik op de hoop kleding. Hij moest het nog maar eens gaan uitwassen, bij het meer of zo. Maar nu moest hij eerst kijken of er wat te eten was. Hij liep de kamer uit om naar de keuken te gaan en opende een paar kastjes. Uiteindelijk vond hij nog wat te eten, maar het was niet veel. Een zucht gleed over zijn lippen en hij nam wat van het eten. Niet alles, hij moest altijd wat over hebben.
Zijn schoen schopte tegen een leeg bierflesje dat omrolde en na even wiegen weer stil lag. Hij had zijn handen in zijn broekzakken gestoken en liep slenterend door de straten. Het was tot nu toe best rustig vandaag, niet veel gerotzooi of geweld, die soorten dingen waar hij niet tegen kon. Zijn baant viel hem dan ook perfect. Hij kon er niet tegen als hij geweld zag, maar op deze manier kon hij het wel stoppen als hij het zag. Hij keek omhoog, niks hiervan klopte. Deze felle zon bij deze omgeving. Het moest nu ook niet meteen gaan bliksemen of zo, maar de omgeving leek hem nogal mistroostig. De felle zon hielp daar niks aan. Hij draaide een straatje links in en bleef staan terwijl hij naar de huizen keek. Enkele ruiten waren ingegooid en van het eerst o zo mooie voortuintje was niet meer veel over. Hij had het geluk dat het huis waar hij altijd in had gewoond gespaard gebleven was. Hij was in hetzelfde huis blijven wonen, het idee van andere mensen in dat huis had hij niet graag. En op die manier kon hij het huis nog tegen herrieschoppers beschermen. Ze moesten bij hem maar eens proberen de ruiten kapot te maken, dan zouden ze wat meemaken.
OOC :: Kort, maar ik moet er nog inkomen + voor Damian.